Het was een bezoek aan een zeker mens die daar acht en dertig jaar gelegen had. Te wachten op z’n enige kans om gezond te worden in de beroering van het water. En steeds was het te laat: “en terwijl ik kom, zo daalt een ander vóór mij neder”.
Zeer opmerkelijk dat de hoop niet is opgegeven na acht en dertig jaar lang pogen. Uitgesloten van elke hulp: “ik heb niet een mens om mij te werpen in het badwater”. Dat bezoek van Jezus blijkt dan de enige mogelijkheid om weer gezond te worden. En daarbij was niet het werpen in het badwater tijdens de beroering dus niet nodig. Het probleem dat die mens niemand had om in het badwater te werpen is opgelost. “En die gezond gemaakt was, wist niet wie Hij was; want Jezus was ontweken”. Door het feit dat die mens zijn “bedekken” opnam komt openbaar Wie geholpen had.
Hier komt de godsdienst in haar volle gedaante naar voren: allemaal op de sabbat! Die mens komt eerst: “Het is sabbat; het is u niet geoorloofd het beddeken te dragen“. Daarbij geen enkele blijk van vreugde over het gezond zijn geworden van die mens. Om het wonder van die genezing konden de Joden niet heen, het was een onmiskenbaar. En daar ze wel van Jezus afweten dient dan onderzocht te worden of Hij de “dader” was. Dan zouden ze alle pijlen van blinde haat op Die Jezus kunnen afvuren, hun Hoofddoel. Die mens had de Joden al geboodschapt dat het Jezus was Die hem gezond gemaakt had. Daar was die mens van op de hoogte gekomen omdat hij Jezus had ontmoet in de tempel. Het initiatief lag geheel bij Jezus, want er staat: “Daarna vond hem Jezus in den tempel”. En wel omdat die inmiddels gezonde mens nog een ernstige waarschuwing moest vernemen: “Zie, gij zijt gezond geworden; zondig niet meer, opdat u niet wat ergers geschiede”. Zou Jezus een mens gezond willen maken zonder deze ernstige waarschuwing te geven? Het bekendmaken van Jezus aan de inmiddels genezen mens lag hier nog veel dieper: “En daarom vervolgden de Joden Jezus en zochten Hem te doden” voor deze “misdaad”: “omdat Hij deze dingen op den sabbat deed”….
Dit gebeuren wil ik tegen het licht houden van een levensgevaarlijk bedrog in onze dagen. Het is een geestelijk bedrog waardoor de mens aan de slag gaat met z’n geestelijk leven. De kern daarvan ligt al in dat wachten van die mens uit de hier verhaalde geschiedenis. Hij wachtte al 38 jaar op het moment dat de beroering van het water persoonlijk baat had. Die beroering is in geestelijke zin niets anders dan dat het Evangelie haar kracht gaat doen. Die mens was al 38 jaar dag en nacht ernaar uitziende om lichamelijk genezen te worden. Dat betekende dus dat die mens, afgezien van zijn kwaal, al z’n aandacht daarop richtte.
In geestelijke zin zal dit toch ook de levensinvulling moeten zijn van een arme zondaar. Ziet die arme zondaar dat het water wordt beroerd, dan komt ook z’n onmacht in beeld. Net als die mens biedt dat badwater (Evangelie) als het beroerd wordt geen uitkomst. Maar die arme zondaar blijft desondanks, net als die mens, ongestoord erop wachten. Zoals in Psalm 130 (berijmd): “Ik blijf den HEER verwachten; Mijn ziel wacht ongestoord”. Voor die mens kwam pas de ommekeer met het bezoek van Jezus aan hem in Bethesda. Geestelijk gezien gaat Jezus dan het badwater, het Evangelie, toepassen op die zondaar. Dit is een volgorde die in onze dagen vrijwel niet meer op de kansels wordt voorgehouden. Zeker, we moeten tot Jezus gaan, en daarmee gaat de mens steeds hoopvoller aan de slag.
Van de noodzaak dat Jezus eerst een “bezoek” moet brengen aan de zondaar is geen weet. Zo’n bezoek van Jezus vindt plaats in het geestelijke Lodebar (Pesthuis) van de zondaar. Nee, die zoekers van Jezus zijn helemaal geen “wachters” op de beroering van het badwater. Ze springen dan ook beslist dat badwater van het Evangelie in, beroering of geen beroering. Hoeven dan niet op hulp van anderen te wachten zoals in het geval van die mens in Bethesda. Omdat het moment van de beroering van dat badwater voor hen geen enkele rol meer speelt. Ze bepalen vanzelfsprekend zelf wel het moment waarop ze dat Evangelie zich toe eigenen. Aan toegejuigde hulp daarbij van anderen, zelfs van vele predikanten, is dan geen gebrek. Menen zalig te worden zonder ooit in de onmogelijkheid hunnerzijds daarvan te zijn gekomen. En wat brengen we allemaal niet mee: ons Bijbellezen. trouwe kerkgang, mooie mijmeringen. Eisen heimelijk toch wel enig nut daarvan op, maar zonder bezoek van Jezus is het tekort.
Toch blijft deze waarheid volledig staan: “Wendt U naar Mij toe, wordt behouden”. En dan vanuit dezelfde positie als waarin die mens uit deze geschiedenis zich vond. Die mens kon zichzelf onmogelijk in het badwater in beroering (het Evangelie) begeven! Wacht op Jezus totdat het de Vader behaagd Hem te schenken aan de verloren ziel. Want buiten deze geschonken Jezus is geen leven, maar een eeuwig zielsverderf.